Test: Wat is jouw karakter?

1. Een klein meisje is haar mammie kwijt, maar jij hebt haast.

A. Je helpt het meisje zoeken.

B. Je belt de politie.

C. Je rijdt door.

2. Iemand laat zijn mobiel vallen.

A. Je rent diegene achterna en geeft hem terug.

B. Je schreeuwt: ‘Hee, je telefoon’!

C. Je loopt door. Eigen schuld, dikke bult.

3. Een oud vrouwtje wil oversteken.

A. Je blijft net zolang staan tot de vrouw met jou overgestoken is.

B. Je kijkt toe, maar je onderneemt pas actie na 5 minuten.

C. Je loopt door en lacht de vrouw uit.

4. Een kat zit vast in de boom.

A. Je klimt er direct in.

B. Je belt aan en vraagt om een ladder. Natuurlijk ook of diegene de kat even wil redden.

C. Je belt de brandweer.

5. Er staat een lange rij voor de achtbaan.

A. Je blijft er net zolang staan tot je aan de beurt bent.

B. Je houdt het 5 minuten vol maar gaat dan weer weg.

C. Je probeert voor te dringen.

Meeste A: Behulpzaam.

Als iemand hulp nodig heeft of iets laat vallen, ren jij voor diegene. Jij vind het zelf ook vervelend als niemand je helpt. Zoals jij bent, zouden er meer moeten zijn.

Meeste B: Opgever.

Jij bent iemand die erg snel opgeeft. Als iets te moeilijk wordt, haak je al snel af. Probeer door te zetten. Vaak kom je dan verder. Dit stimuleert ook je zelfvertrouwen en geeft je een fijner gevoel. Help eens iemand over te steken.

Meeste C: Makkelijk.

Niemand helpt jou, dus help jij niemand. Probeer toch eens netjes achteraan in de rij te sluiten, of iets terug te brengen aan iemand die het liet vallen. Je wordt er echt veel beter van.

In de reacties :

1=

2=

3=

4=

5=

Meeste:

Klopt dit, ja of nee?